De 105 Werken van de Linschoten-Vereeniging hebben als onderwerp reizen, die "Nederlanders" naar de meest uiteenlopende plaatsen op aarde hebben gemaakt.
Dat betekent niet dat ze uitsluitend interessant zijn voor Nederlanders, want er is altijd sprake van een interactie tussen de schrijver en de lokale bevolking. Hoe multi-etnisch die reisverslagen zijn, blijkt duidelijk uit een willekeurige greep uit het laatste Tresoor, waarin u naast verwijzingen naar Chinezen, Indiërs, Japanners, Portugezen bijvoorbeeld ook Dnjepr-kozakken, Fanti, Khurasani en Janitsaren aantreft. Kortom: de Werken geven toegang tot een stuk gemeenschappelijk erfgoed.

Niet minder dan 69 werken hebben betrekking op Azië voor 1800. Dat de bron voor meerdere delen afkomstig is uit het archief van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, zal niemand verbazen. De VOC was immers een uniek bedrijf dat bijna twee eeuwen lang een handelsimperium bezat dat zich uitstrekte van Kaap de Goede Hoop tot Japan en van Jemen tot Australië. Haar bedrijfsarchief is daardoor een goudmijn voor iedereen die de lokale geschiedenis of de gemeenschappelijke interactie tussen de landen en volkeren binnen het octrooigebied bestudeert. In sommige gevallen is het VOC-archief de oudste of zelfs de enige bron uit die tijd. De 25 miljoen pagina's VOC-administratie, die is verspreid over archieven in Jakarta, Den Haag, Colombo, Madras, Malakka, Kaapstad en Londen, is daarom in 2003 door de UNESCO op de wereld erfgoedlijst geplaatst.

Het is de grote verdienste van de laureaat voor de Linschotenpenning 2005, dat steeds meer jonge Aziatische en Westerse onderzoekers hun weg naar en in het VOC archief weten te vinden. Prof. dr. J. L. Blussé van Oud-Alblas (1946), sinds 1999 hoogleraar Aziatisch-Europese Betrekkingen aan de Universiteit van Leiden, noemt zichzelf in zijn website niet voor niets een bruggenbouwer. Opgeleid als sinoloog heeft hij zich steeds meer gericht op cultuurhistorisch onderzoek en de Europees-Aziatische betrekkingen. Hij zette zich er daarbij voor in om Europese en Aziatische (voornamelijk Nederlandse en Chinese) bronnen toegankelijk te maken voor iedereen. Voorbeelden hiervan is zijn bijdrage als redacteur van de uitgave van de Dagregisters van Deshima en Taiwan.
Daarnaast heeft hij talrijke wetenschappelijke publicaties op zijn naam staan. Van zijn hand verschenen ook twee non-fiction boeken, waarvan Bitters Bruid in 1998 werd onderscheiden met de Gouden Uil in de categorie non-fictie.
Leonard Blussé was in 2004 de drijvende kracht achter het TANAP-project, waarin een groep van vooraanstaande VOC deskundigen, een internationale groep van jonge onderzoekers opleidt. TANAP, dat de afkorting is van Towards a New Age of Partnership, heeft inmiddels geleid tot een aantal promoties op onderzoek in de VOC-archieven. TANAP heeft inmiddels plaats gemaakt voor "Encountering a Common Past in Asian History", waarin verschillende TANAP-onderzoekers in eigen land het onderzoek voortzetten.

De inzet en het enthousiasme van Leonard Blussé hebben er in belangrijke mate toe bijgedragen dat de belangstelling voor het VOC archief als bron voor de gemeenschappelijke geschiedenis internationaal de afgelopen jaren enorm is toegenomen. Bovendien is door zijn inzet veel bronnenmateriaal voor degenen die het Nederlands of Aziatische talen niet machtig zijn, toegankelijk gemaakt. Voor de leden van de penningcommissie was dat aanleiding om hem voor te dragen voor de Linschotenpenning 2005.

De commissie: H. Bonke, R. Daalder, D. Wildeman.
September 2007